Vijf jaar na de dood van de wielerlegende Fausto Coppi voerde de Giro-organisatie de Cima Coppi in. Sindsdien is de hoogste beklimming van de Ronde van Italië een eresaluut aan de betreurde renner. Het dak van de ronde wordt sinds 1965 uitgereikt. De beklimming hoeft niet perse in Italië te liggen. Per uitzondering ligt het hoogste punt in het buitenland of op de grens met Italië en een buurland. De eerste renner op de Cima Coppi krijgt een bonus, extra punten in het bergklassement en eeuwige roem.
1. Passo dello Stelvio (2758 m)
De hoogste Italiaanse passo is voor veel renners wellicht ook de mooiste en de beroemdste. De 48 bochten vanuit Prato allo Stelvio maken van deze col een topper op ieder to-do-lijstje. De Giro d’Italia is grote fan van deze col met heel wat bezoekjes. Ook in 2019 passeert de Giro. Thomas de Gendt en Fausto Coppi maakten grote sier op de flanken. Coppi reed er als eerste over in een Grote Ronde. Thomas de Gendt won op de top in 2012.
De col heeft drie zijden. Vanuit het noorden maak je de meeste hoogtemeters en zie je 24 van de 48 bochten liggen. De weg is smal. Vanuit Bormio, de zuidzijde, tel je veel bochten maar vooral een aantal lange tunnels. De minst gekende zijde gaat via Zwitserland en de Umbrailpas. Hier vind je een onverhard stukje terug. Dit is de rustigste zijde van de passo. Door de hoogte en de tijd van het jaar is de kans evenwel reëel, dat een passage onmogelijk wordt bij barre weersomstandigheden.

2. Colle dell’Agnello / Col Agnel (2744 m)
Deze beklimming herbergt de hoogste geasfalteerde grensovergang in Europa. De col is minder gekend maar de Italiaanse zijde is zwaar en was al een aantal keer de Cima Coppi in de Giro d’Italia. In de laatste 10 km overbrugt het peloton ongeveer 1000 hoogtemeters. Daardoor klimmen ze bijna continu boven de 10% gemiddeld. Dit is een stukje zwaarder dan de meeste andere hoge cols in de Alpen.
De Franse zijde vanuit Guillestre slingert eerste door een smalle kloof. Nadien volgen weides en kale vlakten elkaar op. Deze uithoek van Frankrijk wordt amper aangedaan in de Giro d’Italia of de Tour de France. De hoogte maakt het weer onzeker en onvoorspelbaar. In 2016 zat de Colle dell’Agnello voor de laatste keer in de Giro d’Italia. Toen kwam de betreurde Michele Scarponi als eerste over de top en verloor Steven Kruijswijk zijn leiderstrui in de afdaling. Ook de Col du Galibier zat dat jaar in de route
3. Passo di Gavia (2621 m)
De tweede grote tegenhanger van de Stelviopas vertrekt ook vanuit Bormio. Deze beklimming wordt vaak samen met de Stelviopas gedaan. Na 25 km ben je boven. De andere zijde start vanuit Ponte di Legno en is 17 km. Het is een smallere weg die regelmatig het Giropeloton ontvangt. In 2010 was deze beklimming voor het laatst de Cima Coppi.
Deze Italiaanse passo kreeg een heldenstatus door sneeuw in de Giro van 1988. Johan van der Velde zwoegde met slecht aangepaste kledij naar de top. Met korte broek en korte mouwen bereikte de beenharde Nederlander als eerste de top. Het merendeel van de renners reed over de finish met onderkoelingsverschijnselen. In mei is de weg sneeuwvrij gemaakt, maar blijven de flanken van de Passo di Gavia bedekt met een witte muur.

4. Hochtor Großglockner (2504 m) (Oostenrijk)
Deze Oostenrijkse beklimming vanuit Heiligenblut in het zuiden en Fusch vanuit het noorden is een ware beproeving. In 1971 was deze beklimming in Oostenrijk de Cima Coppi tijdens de 54e Giro d’Italia. Olympisch kampioen wegwielrennen Franco Vianelli kwam als eerste boven in de etappe naar de top van de Großglockner. Door zijn solo werd de renner van Dreher ook vijfde in het algemene klassement. Deze editie werd gewonnen door de Zweed Gösta Pettersson.
Het wegdek is geschikt voor bussen en vrachtwagens, waardoor je het gevoel hebt dat er nooit een einde aan komt. De tolweg is breed en gaat steil omhoog. Het uitzicht is prachtig. De col eindigt met een tunnel op de top. De Großglockner is de hoogste berg van Oostenrijk en quasi een nationaal symbool. De berg is bij mooi weer goed te zien. Geen wonder dat veel toeristen deze beklimming als toeristische uitstap doen.

5. Colle di Fauniera (2481 m)
Deze col ligt in de afgelegen Italiaanse westelijke Alpen. Het is een prachtige en rustige beklimming. Er komt amper verkeer want de weg verbindt geen belangrijke steden en heeft geen toeristische skigebieden. De beklimming heeft nog een andere naam: Colle dei Morti, de bergpas van de overledenen. De Colle di Fauniera is de hoogste van een reeks pasovergangen die elkaar in sneltempo opvolgen.
Vanuit Demonte fiets je door een rustig dal tot de top. Op de top wordt de immer geëerde Marco Pantani herdacht met een standbeeld. In 2001 was deze col uitgeroepen tot Cima Coppi. Door een lange nachtelijke dopingrazzia werd de koninginnenrit en de passage over deze pas echter geannuleerd. Daardoor is deze beklimming eigenlijk nooit Cima Coppi geweest. De Giro d’Italia van 2001 werd gewonnen door Gilberto Simoni.

6. Colle d’Esischie (2366 m)
Deze beklimming is het kleine zusje van de Colle di Fauniera. Enkele kilometers onder de top van de noordzijde van de Fauniera kan je via een ander dal de Colle d’Esischie bereiken. De vier cols: Colle di Valcavera (2416 m), Colle della Bandia (2406 m), Colle di Fauniera (2481 m) en de Colle d’Esischie (2366 m), vormen samen de Colli di Cuneo. Het wegdek is niet op iedere beklimming even goed. In 2009 was het nieuwe Giro-asfalt uit 2003 al fors beschadigd.
In 2003 was de Colle d’Esischie opgenomen in de slotweek van de Ronde van Italië. Tussen
Santuario di Vicoforte naar Chianale reden de renners over een afstand van 175 km over de Colle d’Esischie. De Colle di Sampèyre was de tweede klim van de dag. De slotklim naar Chianale lag op de flanken van de Colle dell’Agnello. Dario Frigo won de zware bergetappe.

7. Col d’Izoard (2361 m)
In 1982 kreeg de Col d’Izoard de eer en het genoegen om de hoogste pas in de Giro d’Italia te zijn. Deze klassieker uit de Tour de France was de derde beklimming in de legendarische etappe tussen Cuneo naar Pinerolo. Deze etappe van 254 km is een klassieker in de Giro d’Italia. Na de Colle della Maddalena (1996 m), Col de Vars (2109 m), de Col d’Izoard (2361 m), Col du Montgenièvre (1860 m) en Col di Sestrière (2035 m). Giuseppe Saronni won.
Dezelfde legendarische etappe van 254 km was in 1949 ook in il percorso opgenomen. Het parcours was een kolfje naar de hand van Fausto Coppi. Hij won de etappe en de Giro. Met 23 minuten voorsprong op de eeuwige aartsrivaal Gino Bartali. In 2009 wenste de organisatie deze etappe integraal over te doen. Door een landverschuiving op de Colle della Maddalena moest dit opzet echter gestaakt worden.

8. Tre Cime di Lavaredo (2304 m)
De Drei Zinnen of in het Italiaans: Tre Cime di Lavaredo is een doodlopende weg naar een hut met veel wielergeschiedenis. De laatste vier kilometer zijn zeer steil tot de Rifugio Auronzo of Auronzo Hütte. Voorbij de tol moet je een kilometer aan zo’n 14% afleggen. De ogen van de renners zijn daarbij misschien meer naar het asfalt gericht, dan naar het geweldige natuurspektakel.
Ook Eddy Merckx had zijn zinnen gezet op de klim en ritzege. In 1968 won hij als 22-jarige knaap op de flanken van deze mythische beklimming. Rillend van de kou en de sneeuw werd hij in een deken afgevoerd. Twaalf dagen later kon hij op het eindpodium in Napels. Eddy Merckx werd hiermee de eerste Belg die de Ronde van Italië won. Nadien zou hij de Giro d’Italia nog vijf keer winnen, evenals de Tour de France. De Vuelta schreef hij één op zijn naam.
9. Passo Pordoi (2239 m)
Deze beklimming is voor veel wielrenners dé beklimming in de Dolomieten. De vele haarspeldbochten ten zuiden van het Sellamassief voelen aan als een kermisattractie. Deze beklimming is in de Giro d’Italia al zeer vaak opgenomen. In 1940 kwam Gino Bartali als eerste boven. Fausto Coppi kwam hier vijf keer als eerste boven. Diego Rosa was de laatste renner in de Giro die in 2017 primeerde op de top.
In het Sellarondje is deze pas ongetwijfeld de populairste. De Passo Pordoi is tot de top vanuit Canazei goed voor 12 kilometer aan 6.5%. Boven kan je het monument van Fausto Coppi groeten. Het is qua natuur en rotsformaties ook een waar schouwspel. Ook in de zomer kan er bij tijd en wijle sneeuw liggen op de top van het Sellamassief. In de winter zakken heel wat skiërs af naar deze contreien.
10. Passo Giau (2238 m)
De Passo Giau verbindt Cortina d’Ampezzo met Caprile. Bij de top kijk je naar de Nuvolau. Deze piek is met 2574 meter niet veel hoger dan de bergpas zelf. Al lijkt dat niet zo. De ene bocht na de andere biedt telkens een andere blik op de omgeving. De laatste kilometers hebben geen bomen meer: het uitzicht is dus fenomenaal. De renners uit het peloton zullen vooral sterretjes zien en moeten worstelen door een muur van lawaai en tifosi.
De stijgingspercentages zijn stevig. De beklimming vanuit het westen vormt de zesde, de voorlaatste én vooral de zwaarste beklimming uit de Dolomietenmarathon. Deze jaarlijkse afspraak voor amateurs, liefhebbers en cyclosportivisti is een event waarbij de weg uitsluitend wordt gevuld met mensen in lycra. De laatste 9 kilometer flirt de passo met de 10% moyenne. In 2011 was deze beklimming de Cima Coppi. Stefano Garzelli, die Girowinnaar uit 2000, kwam als eerste boven.